Het klooster Sint Paul heeft een belangrijke rol gespeeld tijdens W.O. 2. Voor de bewoners alsook voor veel Arcenaren maar ook voor de Duitsers.
VIJFENZEVENTIG JAAR GELEDEN,
stond het jaar 1944 in het teken van de grote invasie door de geallieerde troepen, wat het begin van het einde van de Tweede Wereldoorlog inluidde. Hoe verging het St. Paul tijdens deze oorlogsjaren 1940-1945? Een uitvoerig verslag van deze periode heeft ons P. Winfried Hastreiter als ooggetuige nagelaten in een artikel van 54 pagina’s in de Mariannhiller Missionskalender 1947 onder de titel: ‘Holland unter der Zwingherrschaft des braunen Tyrannen’.
Pater Frans Lenssen, overste van Marianhill, stuurde ons een mooie Nederlandstalige samenvatting van een aantal episodes die het klooster doormaakte. Waarvoor onze dank!
Het relaas is opgedeeld in twee delen..
DEEL 1
ST. PAUL AAN HET BEGIN VAN DE OORLOG
Op 10 mei 1940 begon de 2e Wereldoorlog in Nederland. Die dag was meteen de eerste mijlpaal in de oorlogskroniek van St. Paul. Vanaf ’s morgens drie uur leek de hel los te barsten. Stoottroepen van het Duitse leger vielen vanaf de grens (2 km van St. Paul) vielen met zwaar bepantserde tanks Nederland binnen. Met donderend lawaai en schietend op stellingen van de Maaslinie van de Nederlanders over de akkers, de weiden en langs het klooster richting de Maas.
Deze ochtend werd de Mariannhiller gemeenschap gewekt door tanks- en kanonnengeschut. De Duitsers bombardeerden de stad Venlo en de Maas-brug. Terwijl de Nederlanders lokale bruggen lieten springen en zware bomen dwars over de weg lieten vallen door dynamiet hetgeen vooraf aan de bomen was bevestigd, om zo de Duitse opmars te vertragen. St. Paul lag in de vuurlinie, studenten in pyjama sprongen uit hun bedden en keken met gesperde ogen naar de voorbijtrekkende Duitse oorlogsmachine richting Arcen. Door heel het huis klonk geschreeuw: ‘De Duitsers zijn er’. Snel werden allen naar de kelders gedirigeerd. Aan studie hoefden de studenten viel niet meer te denken. In hun hoofden was het oorlog en nog eens oorlog. Gelukkig werd Arcen op dit moment niet verwoest. Alleen enkele huizen aan de Maas. Na een paar uur werd het wat rustiger en nam men de dagelijkse dagorde op. Eerst naar de kapel, maar slechts een enkeling was met zijn gedachten bij de ochtend meditatie, terwijl hevige explosies de ramen deden trillen gedurende de H. Mis met de angst, valt een ‘voltreffer’ in ons midden?
Tegen de middag werd het rustiger. De oorlogsmachine was al meer dan 50 km verderop in Nederland. Na enkele dagen gaf Nederland zich over omdat Rotterdam was platgebombardeerd en men de bevolking van andere steden wilden sparen. Nederland was na vier dagen bezet gebied. Aanvankelijk veranderde de Duitse bezetting niet zoveel aan het leven op St. Paul. De bewoners van St. Paul hadden geluk gehad: een blindganger was vlak bij de kapel ingeslagen maar niet ontploft, anders was er een waar bloedbad ontstaan.
EERSTE MAATREGELS VAN DE ‘NIEUWE ORDE’
De ‘nieuwe orde’ die spoedig werd afgekondigd bracht grote veranderingen te weeg. Om te beginnen werden kloosters, kerkelijke inrichtingen zoals weeshuizen, bejaardentehuizen, verenigingsgebouwen, sanatoria enz. in beslag genomen. De bewoners werden op straat gezet en de betreffende gebouwen werden als kazernen, militaire inrichtingen, lazaretten, casino’s voor officieren door de bezetters in gebruik genomen.
ST. PAUL WORDT EEN KAZERNE
De tweede mijlpaal in de oorlogskroniek van St. Paul was op 11 maart 1941, 10.00, toen het klooster op last van de SS in enkele uren ontruimd worden. Om 4.00 moest iedereen het huis hebben verlaten met zoveel persoonlijke bezittingen als hij kon dragen. Daarna werd het huis verzegeld, inclusief de bibliotheek. Toen er bij latere gelegenheden tijden ware dat er geen soldaten in de buurt waren, werd met ladders tegen de muur toegang tot de bibliotheek verschaft, zodat minstens de noodzakelijke leerboeken voor de school konden worden meegenomen. Bij die operaties moesten steeds wachtposten worden opgesteld om tijdig voor het naderen van de door de weermacht aangestelde bewaker te waarschuwen.
De studenten gingen naar huis terwijl de kloostergemeenschap op alle beschikbare ruimtes in het oude St. Paul en de kippenfarm en andere bijgebouwen een onderkomen vond. Paters en Broeders van Duitse nationaliteit werden opgeroepen voor krijgsdienst in de weermacht. Op 6 mei.
PROVISORISCHE ONDERKOMENS IN DE OMGEVING
Al gauw werd naar voorlopige onderkomens voor de bewoners van St. Paul die in opleiding waren in, scholastikaat, noviciaat en kleinseminarie. In het begin moesten ze zich maar tevredenstellen in boerderijen, schuren en hooizolders. Zo kwamen de seminaristen in Lottum terecht, aan de overkant van de Maas, 7 km van St. Paul. De theologiestudenten (Fraters) kwamen in Nijmegen terecht, later in Arcen. De andere Fraters in de filosofie vonden onderdak in een in het patronaat van Broekhuizen, (3km van St. Paul) met als slaapzaal de koestal van boerderij Reinders. De novicen kregen de oude kerk van Lomm ter beschikking. Maar aan deze ongelukkige diaspora kwam na een half een einde toen het oude kasteel van Blitterswijck, 8 km van St. Paul ter beschikking werd gesteld, waar plaats was voor het grootseminarie en het kleinseminarie. Twee Dominicanen vestigden daar ook als docenten voor filosofie en theologie. Tijdens de oorlogsjaren zijn er in het kasteel van Blitterswijck vier Fraters tot priester gewijd, met name Eduard Luyten, Remigius Peters, Pacificus Gebbing en Polycrap Versteijlen.
Kasteel Blitterswijck daterend uit de 16de eeuw
onder de Spaanse overheersing
ST. PAUL EEN KINDERTEHUIS
Toen in april 1943 het kindertehuis Nazareth van de zusters van Liefde in Venlo door de weermacht in beslag werd genomen werden de meer dan 200 Zusters en kinderen in st. Paul ondergebracht. Het gebouw stond toen tijdelijk leeg. Dat bracht nieuw leven op het terrein van het klooster. Voor de kinderen was het een paradijs vergeleken hun tehuis in de stad; hier vonden veel vrije ruimte en natuur in de buitenlucht.
De missiezusters van het Kostbaar Bloed uit Tienray vonden hier ook onderdak. Ook werd het ‘kasteel’ een toevluchtsoord voor menige onderduiker of ontsnapte krijgsgevangene. Zover er studenten waren begonnen de lessen in het Kasteel Blitterswijck in diverse klassen.
In 1944 werd het bovengronds te gevaarlijk en verhuisde men naar de betonnen kelders van St. Paul. Spoedig vonden ook talrijke bewoners van Arcen en de gehele gemeenschap van het kinderhuis Nazareth uit Venlo hier een bomvrij onderkomen. Ongeveer 500 mensen hebben zich in de kelders bevonden totdat begin 1945 op last van de bezetter een algehele evacuatie naar Groningen, Nederlands meest noordelijke provincie, plaats vond.
De Mariannhillers in Blitterswijk beleefden in de oorlogsjaren andere tijden. Zij kregen een inval van de gevreesde ‘Grüne Polizei’, die op zoek was naar onderduikers, doch zonder resultaat weer afdroop, daar ze de verstopten niet vonden. In het najaar van 1944 kreeg men inkwartiering, totdat het dorp frontgebied werd en het kasteel door de Duitsers werd opgeblazen. De kelders die in takt waren gebleven werden door de bewoners weer provisorisch ingericht. Op 17 november 1944 werden zij door de Grünen opgepakt en in een kamp opgesloten. Vlak voor Kerstmis 1944 keerden zij weer terug in de kelders, maar het zou nog tot de bevrijding duren voordat zij St. Paul, eind 1945, zwaargehavend terugzagen.
De geëvacueerde naar Groningen verspreidden zich allengs over geheel bezet Nederland. Of wel naar familie of vrienden, alleen of in groepjes. Met als gevolg dat men van elkaar niet wist waar men was. Na de bevrijding in 1945 keerden de eersten terug op een zwaargehavend St. Paul. Allengs vernam deze en gene in den lande dat St. Paul nog bestond. Alle infrastructuur zoals wegen, verbindingen en vervoer waren verwoest. Eten en kleding bijzonder schaars. De Nederlandse regering stelde een verordening op voor voedselvoorziening en organisatie en voerde die strikt uit.
HALLO verschijnt in het Nederlands, Duits en Engels
DEEL 2
De lotgevallen van de Mariannhill gemeenschappen in Blitterswijck en in St. Paul in de laatste 10 maanden van de Tweede Wereldoorlog waren uiterst dramatisch. Hier volgt een voortzetting van de samenvatting van het artikel van P. Winfried Hastreiter (Mariannhiller Missionskalender 1947) met aanvullingen uit het oorlogsdagboek van P. Liberatus van Velzen. Enkele oudere Mariannhillers zullen zich nog aan deze donkere periode van 70 jaar geleden herinneren.
Herfst 1944 – Blitterswijck in het frontgebied
Toen de Britse troepen tot Venray, 20 km van St. Paul verwijderd, waren doorgedrongen, kwam Blitterswijck binnen het bereik van de Engelse kanonnen te liggen. Het was begin oktober. Het scholastikaat was nu gedwongen naar de kelders van het kasteel te verhuizen. De studenten van het kleinseminarie waren na de zomervakantie niet meer voor het begin van het schooljaar in september teruggekeerd.
Het waren donkere gewelven in dit oude gebouw met 170cm dikke muren uit de 12de eeuw. Er was alleen maar een venster in een van de kelders. Om deze enigste bron van licht en frisse lucht verdrongen de kelderbewoners zich beurtelings om verse lucht te happen.
Een andere kelder was gereserveerd voor de vijf Zusters van het Kostbaar Bloed met 20 Postlanten
die uit hun klooster in het naburige Tienray waren gevlucht. In een andere kelder woonde een familie met vier kinderen. Bovendien hielden zich 20 mannen schuil in de onderste kelderruimte, om de razzias te vermijden en niet voor dwangarbeid in Duitsland te worden gevangen genomen. In die tijd was P. Leo Poser de overste van de communiteit van ongeveer 20 Mariannhillers met twee uit Venlo gevluchte Dominikanen. Er waren ook Duitse soldaten in een ander gebouw van het kasteel gelegerd. Op zekere dag explodeerde er een minutie-wagen naast het gebouw waarbij twee soldaten in flarden werdeh verscheurd. Voortdurend vlogen er granaten heen en weer over het frontgebied. Zo leidde de Mariannhiller communiteit zes weken lang een catacomben bestaan in het kasteel van Blitterswijck.
De Mariannhillers gearresteerd
Op 17 november 1944 verschenen er plotseling soldaten en dreven de mannen naar buiten. De CPS Zusters en andere vrouwen en kinderen konden blijven. Ze kregen maar 5 minuten de tijd om vlug een deken en wat proviand te halen. Het kasteel werd doorzocht, maar de ondergedoken 20 mannen werden niet gevonden. Er stond een zware kast voor de ingang van hun verblijf. De arrestanten werden aan een grote groep van mannen uit Blitterswijck en omliggenden dorpen toegevoegd.
De groep van ongeveer 600 mannen vertrok te voet, stak de Maas over en liep tot Velden ongeveer 12 km verwijderd. De Mariannhillers zongen het populaire lied: “Houd er de moed maar in” en het Limburgse volkslied. Intussen lukten het P. Poser op grond van zijn medisch certificaat in zijn paspoort te worden vrijgelaten. Alle gevangenen werden op open kolen-wagens van de tramlijn Nijmegen-Venlo verder vervoerd. Bij gebrek aan een stoomlokomotief werd de tram door een tractor naar Venlo gesleept. Daar moesten ze overstappen op een trein met veewagons zonder zittingen of stro die naar naar Duitsland vertrok. De hele nacht reden ze in de kou en staande in de richting van Wuppertal. Twee maal werd de trein door Engelse vliegtuigen aangevallen en stichtte grote angst en verwarring.
Hij kwam bijna dagelijks naar de Mis. Na drie weken brak het hoofdkwartier weer op. Bij het naderen van het front werd hun blijkbaar de bodem te heet onder de voeten.
St. Paul wordt een vesting
Met zijn hoge gebouw was St. Paul met een ver uitzicht over de omgeving natuurlijk van strategische betekenis en werd daarom als een vesting versterkt. Er werden rondom grote bunkers in de grond aangelegd en deels als woningen ingericht. Br. Possentie als electricien moest daarin zelfs electrische leidingen aanleggen. De Maasoever werd met prikkeldraadversperringen, mijnenvelden, mitrailleurposten en loopgraven beveiligd. Ongeveer 800 dwangarbeiders werden uit Duitsland aange-voerd om dat werk uit te voeren. Toen het front dichterbij kwam vertrokken die weer en daarvoor kwamen er 250 man van de Poolse arbeidsdienst in de plaats.
St. Paul wordt hoofdverbandplaats
Op 15 oktober bezette een nieuwe formatie het huis. St. Paul werd een hoofdverbandplaats met operatie-zalen en zeven artsen. Een enorm doek met het Rode Kruis teken werd op voetbalveld uitge-spannen, als een mogelijke bescherming tegen lucht-aanvallen. De verwonde soldaten kwamen van de noodverbandplaatsen direct aan het front. In het ouderlijk huis van Frans Lenssen was ook zulk een noodhulppost ingekwartiert. Van de in St. Paul gestorven soldaten werden er 33 op het klooster-kerkhof begraven.
St. Paul onder kanonvuur
Op 23 November 1944 lag St. Paul direkt aan het front. De Duitse stellingen nabij het huis werden door de Engelse artillerie vanaf de overkant van de Maas beschoten. De eerste granaten sloegen in de direkte omgeving van het huis in. Vanaf die dag tot aan de doorbraak van de geallieeerde troepen sloegen de granaten bijna dagelijks rond of op het huis in. Onmiddelijk na de eerste aanval daalden de bewoners van St. Paul af naar de onderwereld van de kelders in het hoofdgebouw, de veestal en van het ‘oude’ St. Paul. Keuken, eetzaal, slaapplaatsen werden snel in de kelders ingericht. Omdat het aantal bewoners door de vluchtelingen voortdurend groeide werd er een kapel voor 300 mensen ingericht. De zusters van ‘Nazaret’ waren er nog steeds met hun 183 meisjes. Dan waren er nog de Broeders van de nabijgelegen Kloosterschool St. Jozef met 40 leerlingen bij gekomen.
Hij en P. Remi-gius Peters hadden zich er voordurende voor inge-spannen om door de overheidsinstanties te worden vrijgelaten.
Bij Oldenzaal reed de trein over de Nederlandse grens. Ze hadden besloten zich niet bij de verant-woordelijke instanties aan te melden, maar in kleine groepen uit elkaar te gaan om zodoende gemakke-lijker onderdak te vinden en aan razzias te ontkomen. De medebroeders die van het noord-westen van Holland afkomstig waren namen afscheid en pro-beerden een weg naar thuis te vinden. Een andere groep samen met degenen die uit het zuiden kwamen vonden een onderkomen bij de Dominikanen in Zwolle. De overigen reisden vandaar verder naar Groningen en Friesland.
Dramatische ontwikkelingen in St. Paul
St. Paul wordt hoofdquartier
Op zekere dag werd St. Paul plotseling van grote betekenis. Het werd het hoofdkwartier van Gene-raalveldmaarschalk Model, de bevelhebber van de West-Armee in Holland. Een periode van hoogste bedrijvigheid begon toen; autos raasden af en aan met hoge officieren, overal werden er wachtposten opgesteld die tot de tanden toe waren bewapend en op en neer patrouilleerden, een netwek van kabels werd aagelegd naar allerlei richtingen. Er werd gezegd dat die hoge heren zich niet alleen met beraadslagingen en und schrijfwerk bezig hielden maar ook met drinkgelagen; ze hadden de beschik-king over de beste wijnsoorten uit Frankrijk. De soldaten fluisterden dat zelfs Heinrich Himmler, de gevreesde SS-Reichsführer, eenmaal ‘snachts voor overleg en tevens een drinkgelag op bezoek was geweest. Er was ook een voormalige Mariannhiller frater in een van de buereaus. P. Herrmann Arndt was blij zijn voormalige novice weer te zien.
Hij kwam bijna dagelijks naar de Mis. Na drie weken brak het hoofdkwartier weer op. Bij het naderen van het front werd hun blijkbaar de bodem te heet onder de voeten.
St. Paul wordt een vesting
Met zijn hoge gebouw was St. Paul met een ver uitzicht over de omgeving natuurlijk van strategische betekenis en werd daarom als een vesting versterkt. Er werden rondom grote bunkers in de grond aangelegd en deels als woningen ingericht. Br. Possentie als electricien moest daarin zelfs electrische leidingen aanleggen. De Maasoever werd met prikkeldraadversperringen, mijnenvelden, mitrailleurposten en loopgraven beveiligd. Ongeveer 800 dwangarbeiders werden uit Duitsland aange-voerd om dat werk uit te voeren. Toen het front dichterbij kwam vertrokken die weer en daarvoor kwamen er 250 man van de Poolse arbeidsdienst in de plaats.
St. Paul wordt hoofdverbandplaats
Op 15 oktober bezette een nieuwe formatie het huis. St. Paul werd een hoofdverbandplaats met operatie-zalen en zeven artsen. Een enorm doek met het Rode Kruis teken werd op voetbalveld uitge-spannen, als een mogelijke bescherming tegen lucht-aanvallen. De verwonde soldaten kwamen van de noodverbandplaatsen direct aan het front. In het ouderlijk huis van Frans Lenssen was ook zulk een noodhulppost ingekwartiert. Van de in St. Paul gestorven soldaten werden er 33 op het klooster-kerkhof begraven.
St. Paul onder kanonvuur
Op 23 November 1944 lag St. Paul direkt aan het front. De Duitse stellingen nabij het huis werden door de Engelse artillerie vanaf de overkant van de Maas beschoten. De eerste granaten sloegen in de direkte omgeving van het huis in. Vanaf die dag tot aan de doorbraak van de geallieeerde troepen sloegen de granaten bijna dagelijks rond of op het huis in. Onmiddelijk na de eerste aanval daalden de bewoners van St. Paul af naar de onderwereld van de kelders in het hoofdgebouw, de veestal en van het ‘oude’ St. Paul. Keuken, eetzaal, slaapplaatsen werden snel in de kelders ingericht. Omdat het aantal bewoners door de vluchtelingen voortdurend groeide werd er een kapel voor 300 mensen ingericht. De zusters van ‘Nazaret’ waren er nog steeds met hun 183 meisjes. Dan waren er nog de Broeders van de nabijgelegen Kloosterschool St. Jozef met 40 leerlingen bij gekomen. Op 10 december openden de Engelsen met kanonnen het vuur voor de eerste keer direkt op het gebouw. Deze beschietung ging dagenlang door.
Evacuatie
Op 9 januari 1945 kwam het tot het al lang be-vreesde bevel tot de evacuatie van het klooster. Om 12 uur moest het huis zijn geruimd. Het beroep, op de goed bewaarde oorkonde dat St. Paul onder de bescherming van de conventie van Genѐve stond bracht wel enkele dagen uitstel maar kon tenslotte het onheil niet afwenden.
Op 15 januari, met koud weer, sneeuw en vorst, zette zich de trieste karavaan van 600 mensen inclusief de vluchtelingen uit Arcen die zich hadden aangesloten in beweging en trok te voet over de grens naar Walbeck. Het was mistig zodat ze geen gevaar vanuit de lucht hoefden te verwachten. Van Walbeck ging het te voet verder naar Straelen. Daar stond een lange trein met 50 wagons klaar. Er waren ook nog ongeveer 600 mensen uit Venlo gekomen zodat het hele aantal vluchtelingen tot 1200 opliep.
Omstreeks middernachts verliet de trein Straelen met eindbestemming Groningen. Omdat de geallieerde strijdkrachten al tot Nijmegen waren doorgestoten moest de trein een omweg door Duitsland maken. Op 16 januari reed de trein over de grens bij Winterswijk. In Vorden werd na 12 uren een pauze gemaakt. De inwoners gaven de reizigers ruimschoots aardappelstamp en melk voor de kinde-ren. Daarna reed de trein verder naar Zwolle waar ze drie Mariannhillers van Blitterswijck aantroffen die daar al eerder in het Dominikanenklooster toevlucht hadden gevonden. Frater Chrysanthus van den Idsert was aanwezig op het station in dienst van het Rode Kruis. Op het station dreigde plotseling gevaar uit de lucht maar klaarblijkelijk hadden de piloten de trein niet waargenomen.
Op 17 januari kwam de trein eindelijk op het eindstation aan. De stad Groningen met destijds 120.000 inwoners ligt op 30 km afstand van de Noordzee. De vier Kloostergemeenschappen bleven eerst voorlopig in de stad: de Mariannhiller, de Zusters van Nazereth met 183 kinderen, de Broeders van Zeven Smarten met 40 jongens en een groep Paters van de Heilige Geest. Later werden den meeste Mariannhillers in het dorp Kloosterburen aan de Noordzee ondergebracht.
Slag om Groningen.
Ofschoon de zuidelijke provincies al in de herfst waren bevrijd, duurde de bezetting in provincies ten noorden van de grote rivieren tot april/mei verder. In de steden in het westen heerste grote hongers-nood.
De stad Groningen stond nog een dramatische
eindfase te wachten. Vanaf 14 april werd artillerie-vuur gehoord; Canadese troepen drongen de Wehr-macht de stad in. Op de volgende dagen rukte de infanterie de stad in en de man tegen man gevechten begonnen. Straat voor straat, his voor huis moesten worden bevochten. Veel huizen stonden in brand, mensen vluchtten uit hun brandene huizen, schoten en ontploffingen werden van alle kanten gehoord. P. Winfried Hastreiter, die in een pension in het cen-trum van de stad verbleef, was ooggetuige van de gevechten. Om 34 uur in de morgen stormde een brandweerman binnen met de melding: „De straat is vrij”! Toen daagden de eerste Canadese soldaten op en spoedig gaven de overgebleven Duitse soldaten zich over. Voor de stad en de vluchtelingen was de oorlog afgelopen.
Aan de Mariannhillers in Klooterburen ging het einde van de oorlog geluidloos voorbij. Pas enkele dagen na het einde van de strijd in Groningen merkten ze dat het afgelopen was. Wel hadden ze in de verte de rook van de brandende stad gezien.
Intussen was Br. Hilarius na een lange TBC ziekte gestorven. Zes dagen na de bevrijding van Groningen kwamen alle Mariannhillers in de stad bijeen voor de begrafenis van Br. Hilarius.
Terugkeer
Op 15 mei 1945 verscheen onverwacht een oude huisvriend van St. Paul op het toneel en meldee kort: „Ik ben met een vrachtwagen van St. Paul gekomen om alle Mariannhillers naar St. Paul terug te brengen.“ Jan van Dijk uit Arcen was sinds de stichting van St. Paul met Mariannhill nauw bevriend. Hij was een van de eerste studenten van de missieschool in 1918. Toen deze in 1920 naar Duitsland verd verplaatst ging Jan niet mee. Hij bleef evenwel steeds met St. Paul nauw verbonden. Na de evacuatie van St. Pauls was hij in Walbeck stiekem achtergebleven en hield een oog op St. Paul. Toen hij vaststelde dat 3 kisten met 30 kelken en monstransen van St.Paul en van de kerk en het Zuster-klooster in Arcen als oorlogsbuit gestolen waren, maakten hij er werk van die terug te krijgen. Hij kreeg van de Zweedse Consul in Kleve, die ook de zaken van Nederland behartigde, een schrijven geadresseerd aan de Gestapo in Kevelaer, die met grote tegenzin de buit teruggaf. De Gestapo respekteerde het internationale Recht und schikte zich naar het bevel van de consul.
Met een vergunning van de commandant van de Engelse bezetting en de burgemeester van Arcen kreeg Jan een auto met chauffeur van het Rode Kruis ter beschikking om de bewoners van St. Paul in Groningen af te halen. De terugreis ging over Zwolle waar ze drie medebroeders ophaalden, Deventer, Zutphen, Arnhem en Nijmegen. Onderweg zagen ze overal de sporen van de oorlog. De volgende dag kwamen ze aan op St. Paul en stonden verslagen voor de gruwel der verwoesting. Toen merkte iemand droogjes op; “ Het had nog erger kunnen zijn. De hoofdzaak is dat we weer thuis zijn”. Dat ontspande de stemming. De volgende dag werd de schade opgenomen en telden ze 88 voltreffers op het op de gebouwen., die bovendien allemaal grondig geplunderd waren: meubels, bestek, werktuigen, machines, kachels, voedsel zoals 250 zakken graan en meel, vee, kippen, alles was gestolen
Het leven gaat verder
De voormalige bewoners van Blitterswijck, 4 paters, en 20 fraters keerden spoedig uit alle richtingen terug naar St. Paul. Het nieuwe schooljaar begon in september 1945 met 41 studenten. Ook meldden zich twee postulanten en drie aspiranten aan.
De generale overste. P. Reginald Weinmann, die zich tijdens de oorlog in het toenmalige generalaat in Hatfield-Peveral/Engeland had opgehouden, be-zocht St. Paul in september en richte de Nederlandse provincie op met P. Remigius Peters als Provinciaal.
De wereldoorlog die in Nederland op 10 mei 1940 was uitgebroken kwam met de kapitulatie in Wageningen op 5 mei 1945 tot een einde.
Het leven ging verder.
Kloosterdreef 7; 5735 SJ Aarle -Rixtel